Verbeelden is creërend denken – Interview met Iris Pauw en Tessa de Leur over hun onderzoeken naar verbeelden door leerlingen.
Tessa de Leur (docent-onderzoeker aan de lerarenopleiding geschiedenis van de Hogeschool van Amsterdam.)
Iris Pauw (vakdidacticus aardrijkskunde en onderzoeker aan de lerarenopleiding van de Vrije Universiteit Amsterdam.)
Roel Grol (interviewer. Associate lector bij de Academie Educatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.)
Iris en Tessa, jullie hebben beide onderzoek gedaan naar verbeeldingskracht van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Wat bedoelen jullie precies met ‘verbeelden’?
Leerlingen moeten zich in veel vakken voorstellen hoe iets is, dat ze niet met hun eigen ogen kunnen zien. Dat noemen we ‘verbeelden’. Vaak blijven die beelden in het hoofd van de leerlingen zitten, maar wat wij hebben geprobeerd is om leerlingen te stimuleren hun beelden zichtbaar te maken, bijvoorbeeld in de vorm van een tekening. Zo kunnen de beelden van leerlingen onderwerp zijn van gesprek in de klas.
Hoe zag jullie onderzoek eruit?
Iris: Ik wilde weten hoe we leerlingen kunnen helpen om na te denken over de wereld van morgen, en ik wilde niet alleen de kennis van de leerlingen aanspreken maar ook hun verbeeldingskracht. We kennen de toekomst immers niet en onze leerlingen moeten zich er wel toe verhouden. De kern van mijn onderzoek was een ontwerpstudie. Ik had een opdracht ontworpen waarbij leerlingen de stad van de toekomst moesten tekenen. Ze hadden les gehad over trends zoals verduurzaming en individualisering en gingen aan de slag met die kennis. De gemaakte tekeningen werden met elkaar nabesproken en er werd gekeken naar de waarschijnlijkheid en de wenselijkheid van verschillende mogelijke toekomstscenario’s.
Ik heb laten zien dat het weliswaar voor zowel docenten als leerlingen moeilijk is om na te denken over mogelijke toekomsten, maar dat het heel waardevol kan zijn om verbeelding van leerlingen in te zetten voor toekomstgericht aardrijkskundeonderwijs.
Tessa: Ik wilde van verschillende soorten opdrachten weten wat voor (soort) beelden ze opleverden. Ik liet leerlingen gewone teksten schrijven en vergeleek die met een creatievere schrijfopdracht, liet leerlingen filmpjes maken en ik liet ze tekenen. Die deelstudie lijkt het meest op die van Iris. Mijn leerlingen kregen een bronnenset over Rome en Romeinen en ik gaf ze de opdracht: “stel je voor, je staat op het Forum Romanum in 200 na Christus en je kijkt om je heen. Wat zie je?” Ik liet steeds de ene helft van de klas hun antwoord opschrijven en de andere helft van de klas hun antwoord tekenen. Ik bekeek hoe rijk de beelden waren die schrijven en tekenen opleverden. Dat bleek vergelijkbaar. Vervolgens mochten leerlingen hun tekeningen toelichten en dat leverde weer een schat aan nieuwe beelden op. Ik heb zo kunnen aantonen dat verbeeldingsopdrachten een waardevolle werkvorm kunnen zijn in de geschiedenisles.
Wat is voor jullie de conclusie van jullie onderzoeken?
Iris: Dat verbeelden en daarmee open en creatief denken, lastig is maar dat het wel kan. We laten nu te veel kracht van het brein onbenut in het onderwijs. Divergent denken is noodzakelijk, zeker als het over de toekomst gaat. Die toekomst kennen we immers nog niet, maar wat we nu doen heeft wel invloed op de toekomst.
Tessa: Dat verbeelden van het verleden leerlingen aanzet om na te denken over vroeger. Creatieve vormen als tekenen of toneelspelen leveren veel vragen op, omdat leerlingen zich niet kunnen verschuilen achter de woorden in hun tekstboek. Verbeelden is creërend denken. Een door een leerling gemaakt beeld in de vorm van een tekening zorgt ook voor een krachtige start van een gesprek: verbeelden is een instrument om een denkproces op gang te brengen.
Jullie hebben alle twee het tekenen gekozen als vorm. Waarom was dat?
Iris: Tekenen is niet de enige vorm voor verbeelden maar het haalt leerlingen wel uit hun comfortzone omdat we dat niet vaak vragen. Ik zocht naar een werkvorm die leerlingen zou stimuleren om met elkaar in gesprek te gaan, en dat bleek het samen maken van een tekening.
Tessa: Geschiedenis is een talig vak en leerlingen zijn heel handig in het strategisch leren en opschrijven van kernzinnen en definities uit hun lesmethode. Ik vraag me dan altijd af of ze werkelijk begrijpen wat er staat en of ze de mensen uit het verleden achter die abstracte tekst wel kunnen zien. Tekenen dwingt je om concreet te denken en daarom paste deze werkvorm zo mooi.
Hoe reageerden docenten en leerlingen op jullie opdrachten?
We zagen ongemak bij leerlingen en bij docenten. Vrijere tekenopdrachten zijn ongewoon binnen onze vakken en roepen weerstand op. Leerlingen vinden tekenen soms spannend en docenten die het begeleiden ook. We benadrukken daarom: het gaat om de inhoud van die tekeningen, tekenen is een vorm, niet het eindproduct. Leerlingen worden doordat ze moeten tekenen gedwongen om heel concreet na te denken. En leerlingen zijn altijd benieuwd naar elkaars tekeningen. In het proces van bedenken, tekenen en met elkaar overleggen, zit de leerwinst van dit soort opdrachten. Voor zowel docenten als leerlingen was het soms lastig dat eenduidige antwoorden ontbreken. Binnen het onderwijs laten we deze onzekerheid over een rommelig verleden en toekomst, vaak buiten beeld. Bij verbeeldingsopdrachten mag die rommeligheid er gewoon zijn. Kennis speelt zeker een rol bij de opbouw van beelden, maar daarnaast is de inbreng van ideeën en ervaringen van leerlingen belangrijk.
Best moeilijk dus, dat verbeelden. Waarom moeten we dan toch werken met verbeeldingskracht van leerlingen?
Iris: Omdat de problemen in de maatschappij daarom vragen. Verbeeldingskracht is denkkracht, het is zonde om die niet te benutten.
Tessa: Omdat het zo mooi nuances laat zien en tot gesprekken uitnodigt.
Wat zouden jullie docenten die aarzelen over werken met verbeelding, willen meegeven?
Ga het gewoon doen. Durf de inhoudelijke controle losser te laten, stimuleer het denkproces van leerlingen en neem ruim de tijd om na te bespreken, want daar zit een groot deel van de leerwinst. Leerlingen kunnen elkaar bevragen: “waarom heb jij dit getekend, wat bedoel je hiermee?” en de docent de hele klas: “hoe kan het dat jullie allemaal met dezelfde informatie heel andere tekeningen hebben gemaakt? Wat betekent dit voor hoe je naar het verleden/de toekomst kunt kijken?”. Verwonder je over wat werken met verbeeldingsopdrachten oplevert. Werken met verbeelding kan leerlingen en docenten dichter bij de essentie van de vakken geschiedenis en aardrijkskunde brengen: het samen nadenken over werelden die we niet precies kennen.
Wat kunnen jullie van elkaar leren, als we jullie onderzoeken verbinden? En wat kunnen andere vakken met jullie onderzoek?
Het potentieel van verbeeldingskracht is voor veel vakken van toegevoegde waarde. Voor leerlingen is het waardevol als de ontwikkeling ervan bij meerdere vakken aan de orde komt en geschiedenis en aardrijkskunde kunnen elkaar makkelijk aanvullen. In gesprek met elkaar merkten we dat onze vakinhouden weliswaar verschillen, maar de manier van denken die we onze leerlingen willen aanleren niet. Alle maatschappijvakken gaan over mensen in relatie tot hun context, of je nu de nadruk legt op de factor tijd of ruimte, maakt niet zo veel uit. Wanneer je nadenkt over hoe mensen hun wereld vormgeven, is het noodzakelijk om je eigen context even los te durven laten en je moet aanvaarden dat ‘het goede antwoord’ meestal niet bestaat. In ons geval komt dat omdat we het nog niet kunnen zien of omdat we het niet meer kunnen zien. Open en divergent denken – binnen de grenzen van de informatie die wel wél hebben – kan een enorme vrijheid opleveren waardoor denkstappen veel verder gaan dan bij de suggestie van een voorgeschreven antwoord.
Jullie hebben ook een afbeelding gemaakt waarin verbeelding door leerlingen wordt getoond. Hoe ziet dat eruit?
Tessa: Ja, tijdens mijn eigen onderzoek heb ik een soort visuele samenvatting gemaakt van hoe een verbeeldingsopdracht werkt. Die was erg op geschiedenis gericht. In gesprek met opleiders van aardrijkskunde (onder wie Iris), maatschappijleer en economie is die visuele samenvatting nu meer generiek geworden. Centraal staat de leerling die een opdracht krijgt om zich iets voor te stellen – bij willekeurig welk schoolvak – en daaromheen de factoren die dat denken kunnen beïnvloeden, zowel positief als negatief, en factoren die maken dat je een beeld ‘geslaagd’ zou kunnen noemen.
Deze bijdrage in Uitgesproken is gebaseerd op de podcastaflevering ‘Verbeelden Verbinden’, te beluisteren via soundcloud.com/verbeelden-verbinden
Bijlage ‘Verbeeldend verbinden’ – te downloaden als pdf